Meneer Struelens,
Jos,

Toen mijn moeder en ik u voor het eerst bezochten stond er een ladderlift in de Groenenborgerlaan. De verhuizers lachten geamuseerd toen ik slenterend en met een bang hart bij u aankwam. Ik sliep al drie weken heel slecht in; ik was amper twintig jaar. U stond als een charismatische verschijning in de ruimte en ik was bang voor u omdat mijn hoofd u verkeerd vertaalde. Het ging niet goed met mij. Ik was vol van verdwaalde misverstanden waardoor ik in de overtuiging verkeerde dat ik alles verkeerd had gedaan en dat ik gestraft moest worden. De angst om te sterven zeurde door mijn schouderbladen; de wanhoopskreet op de tafel die ik was geworden wilde nog niet dood. Mijn mededeelzaamheid was geslonken tot drie antwoorden. Ja, nee en ik weet het niet. De eerste avond dat ik bij u was geweest sliep ik in als een blok. Toch kwam mijn vertrouwen met mondjesmaat. Gaandeweg leerde ik u kennen als een innemend en betrokken meester waar ik alles van kon leren. Maar voor het zover kwam herinner ik me de moeite die ik moest doen om u te begrijpen. Mijn interpretaties waren in eerste instantie te ongenuanceerd en te letterlijk waardoor ik mij soms beledigd voelde door uw scherpzinnige opmerkingen waarmee u mijn koffiemolen weer deed draaien. En zo ontwaakte ik tussen de flarden van mijn waanzin waardoor ik behalve de toetsen van de verfborstelstrepen tegen het plafond in uw praktijkruimte ook u leerde zien. Een fijnbesnaard en tegelijk aanwezig man die acupunctuurnaalden kon aanbrengen op een manier dat het wel leek of er slechts een berkenzaadje tegen je aanwaaide of het steeltje van een kers. Ik heb u vaak bezorgd gemaakt. Amai. Uw lever ligt weer goed overhoop, zei u. Maar u hebt met mij getoverd. U hebt me over de zwartste ravijnen getild, de hoop door mijn ribben geblazen. De dauw aan mijn verstand gebracht. Mijn vreugdeorgaan van levenslust voorzien en mijn longen aan het lachen gebracht met uw onvervangbaar gevoel voor humor. Ik heb u veel om raad gevraagd. U hebt me naar mijn voeten gegeven waar dat nodig was. Mij gewezen waar het goed was. U hebt zowat alles voor mij betekend zelfs nog tot een paar dagen voor uw dood. Ik heb zoveel van u geleerd. Eénentwintig jaar hebben wij elkaar gekend. In goede en in kwade tijden hebt u aan mij gewerkt. Ik had u nog zoveel willen vragen. De dag dat ik hoorde dat u er niet meer was moest ik huilen. Maar het verdriet kent een oeverloos vertrouwen. Ik ben er zeker van dat er een ster aan de hemel is verschenen met haar eigen zonnestelsel dat rondom haar universum beweegt. Ik kon het voelen aan de lucht. Er is een extra kosmos bijgekomen. Godfather, meester, meneer Struelens. Goede reis en kom goed aan. Het ga u goed. Nooit zal ik u vergeten.


Ode aan Jos Struelens


Geheel met de dag
Geheel als citrien
Geheel als de zon
Verscheen u op de overloop van laat augustus
Zoals alleen een wijze bron
In schijnen van pyriet kon voldoen


Zoals het goud in fluitenkruid stond
Vergat ik wat begon als pijn
Als het donkere lied dat namen gaf
Aan wat verdriet niet stelpen kon


Zo dacht ik mij vast
Aan de scherpsappen van bereklauw
Aan de stekels van kale jonkers
Die hun paarse bloemen
Naar traag bevattingsvermogen
Naar een maan deden groeien
Die bleek stond als krijt
In een schaal van diamant


Maar u kende de sterren
Hun banen en hun reizen
Hun reilen en zeilen
U wist wat gedachte behoorde te zijn
Het vatten van niet gezegde woorden


U kon uw oor te luisteren leggen
Aan de metaalsmaak van het wanhopige grijpen
Naar de bemoste twijgen
Die boven de poelen van dit lijden
Als ribfluweel uit klamme armen ging glijden


Wat toen gebeurde zal niemand begrijpen
Behalve ik


Wie anders zou het ooit vergeten
Dat in de kuilen van uw handpalmen
De meidoorn bloesemde
Die door mijn huid ging huilen


Zoals dauw die ontwaakt
Op zegge en gras
Met hoop op broze genezing
Zoals het eenmaal was in de bermen
Op de oevers van herinnering


Ik wist niet wat te schrijven
Ik viel in weinige zinnen
Om te kunnen bewijzen
Wat in uw mijmerende beddingen lag opgeslagen


Geen toestand van mij was te benijden
Geen twijfelen
Geen ijlen


Men zei mij


Alleen de wijze treedt in het licht
Die in het zenit van verheven wit
De melk uit anemonen drinkt
Die u mij hebt gewezen in het woud


Ravijnen zijn maar schemeringen
Zogenaamde verloren tijden


Dat is maar een van de genoemde gebieden
Slechts een van de zovele zinnen die ik van u leerde


Heler meester tovenaar
Kijk mij aan
Ik kan spreken


Hier sta ik dan te bloeien
In kamperfoelies weergekeerd


Van essenhout uiteindelijk
Tot Askr werd ik geboren


U hebt me voorgoed met het water van uw blauwkwarts bekeken
Tot u zag dat het goed was