wie vertelt me van uw straten
waarboven de halfwassen maan
haar trage baan beschrijft
wie vertelt me van uw plaveisel
en welke oude verhalen
er onder uw stoepranden schuilgaan
want onder ons de buiken van barden die uithardden
onder ons de brandhaarden die ontaardden
uit oude vergeten gezangen ontstaan
in mijn opgebroken straten
hangt in de klagende kleilagen
nog de heidense lijfgeur van psalmen
en van vergeten opstanden
nergens is die geur zo volhardend
zo vertrouwd oud en warm tegelijk
men zegt van gekken dat ze malen
dat ze stemmen horen die niet sporen
met het grote gelijk in dovemans oren
men zegt van druïden dat ze heksenmeesters waren
dat ze weggingen uit hun verstanden
en dat ze niet in de rij behoorden van zieners allerlei
die wisten hoe de karwij werd geoogst
en hoe zij die bereidden om de kramp te verjagen
die wij als Weltschmerz op onze magen dragen
wij die hier wandelen op Keltische graven
van oude Kielse barden
wij grafheuvels onder de stoepranden
wij dragen een onzichtbaar verleden
op een gouden dienblad met ons mee
verdragen de voetstap op onze verbleekte handen
en heten u welkom bij het vuur dat in ieder van ons leeft