vanaf de Deurnestraat
tot aan de Groenenborgerlaan
rijdt de zachte bus
gewiegd zoals een bloemenbed
en door de wind gesust
bepaalt een jonge vrouw de rit
waardoor ik weg te dromen zit
over bosviooltjes en vrouwen in het wit
en langs de ramen is het mei
al het maandagmiddaggrijs
drijft aan ons voorbij
de regen tikt tegen de ruit
de bermen staan in 't groen
die dame laat haar bus bewegen
zoals een moeder haar kind
doet ophouden met wenen
de berm bezaaid met fuitenkruid
golft in zachte westenwind
een bus zucht in haar wielen
heel het koetswerk zingt
als de binnenkamer
van een leeg muziekinstrument
in de handen van die dame
wordt die rit een droom
iets over bosviooltjes
of hoe ongewoon gewoon
een busrit werd bepaald
vanaf de Deurnestraat
tot aan de Groenenborgerlaan