wij die destijds de scène deelden onder de metalen brug
wij horen onze dromen terug die wij allen inspraken
uitgerafeld over de jaren op cassetteband bewaard
luidop zwijgend met de zucht naar aandacht en naar lucht
bevriezen onze schouders
wij kennen van elkaar de pijn die toen al voor het grijpen lag
groenhout naar het zenit reikend zo hoog als dromen konden kijken
hoger dan een regenboog en volgens il postino's ogen
die we zouden gooien
wij horen onze broze wensen hoopvol één voor allen aan
wij kijken in een warm verleden trekken de stoute schoenen weer aan
spannen onze spieren samen en horen terug die tijd van toen
we sterven in stukken van mensenlevens
maar er vloeit geen enkele traan
de rozen nog niet uitgedroogd in cellulose schijn
de avondlijke blauwe wijn het wilde bloemenboeket
de Bengaalse vuren en ook de moeilijkere uren
vermiljoen om een bleek gezicht
dat duizend frank aanbood
het zijn een handvol dromen in dit heden omgespit
uit een tijd die vrijer leek dan wilde prairie paarden
een droom steekt ons als zwaarden en scherpt onze pupillen
hij priemt als spitse naalden steekt een hart in brand
het zijn van onze troebele tranen elk zijn deel een onderpand
ver boven de linden nog die op dit dorpsplein staan
doet een verleden de kamers aan waarin wij elkaar delen
en met de spieren pezig maar nog onervaren
moe gewerkt van weekends lang als muilezels of veulens
of al naar gelang
zitten wij hier samen te ijzen in onze schouderbladen
wij die destijds het grasveld deelden onder de metalen brug
wij horen onze dromen terug
en niemand die ze gaat halen