Raamgedicht voor apotheek Smets in de Letterkundestraat te Wilrijk

hoe bitterzoet een stroeve mond een litanie vol tegenspoed
de glazen witte zaal begroet in een avond van regen
de geur van wilde marjolein van watten en van medicijn
hangt in de oksels van het licht dat uit de ramen schijnt
met één hand op de zere plek omzwachtelt men een blik
men zoekt zijn heil in Aspirine men doet er zijn relaas
men zoekt in noden van helaas een ijkpunt waarin ogen staan 
die de zorgen die zij baren duidelijk verstaan
men rekent af op mededogen stelt hier al zijn bange vragen 
ziet de felle witte zaal als toeverlaat en schuiloord aan
men bestelt zijn Dafalgan zijn kalium zijn levertraan
men ziet in het gesteven wit de assistent die luistert 
voor een goede lichtgeest aan
voorkomen is van goud en beter dan genezen
fluistert als vanouds de troost als regen tegen de ruiten