ik zal u altijd troosten
zoals de idee van die Palestijn
waar het Roomse veile venijn
de doornen in zijn voorhoofd plantte
van keizer Augustus tot Constantijn

zinloos brullend in mijn armen
vat ik uw geschonden pijn
ik zal uw donkere angst verwarmen
de wrok doen smelten tot milde wijn
zonder verdere ontkenning
zaai ik de purper bloem in uw huis
die uit uw judaspenning
de ode brengt tot bij u thuis

van het einde tot het begin
zal ik u blijven dragen
in oorlog en in vredestijd
in armoede en vlijt
en tegen beter weten in
sticht ik een hemel en ik verzin
dat gij erin bestaat

ik richt het rijk aan uw voeten in
tot ergens diep daar binnenin
het vuur u zalig maakt

ik wil uw aardse slijk doen wijken
kijken wil ik hoe ik u zie
en zonder dat gij dat verdraagt
wijs ik u de sterren aan
gij mijn broer en blinde wraak
mijn schandekruis en leedvermaak
mijn burcht en brandmerk
mijn grootste taak
om tot het licht te komen

vergis u niet mijn beste broer
want ergens vroeg of laat
bijt de slang in haar eigen staart
demonen liggen op de loer
zoveel was al geweten

maar weet dat mijn vergiffenis
uit louter licht bestaat
het is de grootste erfenis
die gij mij ooit hebt bijgebracht
kijk nu toch eens aan
gedaanteverwisseling bestaat
als een ware sterke kracht

vergeet daarom de ruggespraak
waar men ons van betichtte
en die ik zo veracht
ik zal de bressen die gij slaat
met de taal van de hemel dichten

zolang ik leef