er zit een hand op het behang
als het licht uitgaat
er woont een hand in het behang
die huist daar al zo lang
want sedert Adams tijd
heeft zij zich door steen en voeg
van 's avonds laat tot 's morgens vroeg
door mijn dromen heen gewroet
zij dreigt met kwaaie vingers vijf
zij maakt mijn spieren stram en stijf
zij waarschuwt mij en kijk
die hand die blijkt een blad
met verder niets om het lijf
dat blad dat mij de angst inzaait
het is er al zo lang
sedert Adams kindertijd
maakt het al mijn leden lam
dat blad van die plant op het behang
het zet al mijn verstand in brand
dat blad van die plant
die hand plant het zaad
voor het kwaad