ik weet niet hoe het komt
de ruimte van het vele licht
schakeert in onze ogen
wij dragen allemaal een mantel
geweven uit de donkere stroken
van vergeten spoken
die men voor het vroeger aanziet
het kielzog van het verdriet
dat niet meer was te dragen
heeft ons leren jachten
ons opgezadeld met onszelf
in honderdduizend vragen
die later maar een kader maakten
van afgestoft porselein

velen breken daarbij
misschien omdat het zo moet zijn
maar dat wordt door de tijd bepaalt
in zingeving verkeerd vertaalt
enkelingen vinden de dagen
in weergekeerd verleden terug
dat rijmt hun heden op de brug
die verder naar de toekomst vlucht

de lach onder het stof
schudt de vage schim van zich af
te oud geworden voor een nacht
op losgeslagen sporen
weet ik niet wat ik eerst beleef
de wind langsheen mijn oren
het vraagteken dat antwoord geeft
waar ik mijzelf leer horen
na lange tijd te zijn vermist
de mantra van het zwijgen
mijn volgelopen hoofd
trekt een woordenschat op dreef
tot in uw slotakkoorden

ik weet het nu zo goed als zeker
ik drink betekenissen leven
uit een zilveren beker
die aan u moet toegedicht

waar ik spreek leert gij mij denken
waar ik u luisterend beticht
van probleemoplossend vermogen

ik smaak de echo van een zin
in teruggevonden strofen
ontwaken is beloven
dat de zee van zout is gemaakt
van opgedroogde tranen
uit leeg geweende vissenogen
of hoe een huid als een tweede verstand
omheen een hart van wijsheid spant

wie wil dit nu niet geloven
dat de rede om het gevoel
door ons beiden werd doorlopen
in het licht van alle ogen
staat een multiversum vast
dat ons niets heeft voorgelogen

ook dat past
als gegoten