ze loopt tegen de regen op
en tegenin novemberwind
valt de hagel in haar haren
onbestemd en onbemind
loopt ze daar met kromme rug
dat bleke kleine kind
naar de school en straks weer terug
zij zeult haar zware boekentas
ze komt te laat vandaag
want vader gokt en klaagt
te pas en te onpas
draait haar maag
bij omstreden zaken
op het agressieve af
wenst vader gastarbeiders
regelrecht in het graf
moeder heeft het raden naar
haar halve trouwboek in de kroeg
die zuipt zich klem tot morgenvroeg
de vuilkar hem begroet
die op de eerste hoek van de volgende straat
het oud papier ophaalt
zij loopt tegen de wereld op
van naschools ingeslikt verdriet
dat haar niet ontziet
het journaal met zijn kabaal
dat blauw de kamer splijt
neemt voor alles alle tijd
tussen rekenen en taal
het spaart haar concentratie niet
haar gezicht staat hard en kwaad
ten overstaan van hen
die 't veiliger vergaan
het gevoel van kwetsbaarheid
wordt haar vreemd gemaakt
de tranen van het sleutelkind
drogen in novemberwind
en niemand die haar vraagt
hoe was het nog op school vandaag
wanneer de sleutel haaks de deur
van het lege huis losdraait